De procureur des Konings kan de onderzoeksrechter vragen om een gerechtelijk onderzoek te voeren als er ingrijpende (onderzoeks-)maatregelen nodig zijn.
Ingrijpende onderzoeksmaatregelen zijn bijvoorbeeld:
- een huiszoeking en inbeslagname;
- het in verdenking stellen en/of aanhouden van verdachten;
- het ondervragen van verdachten;
- een onderzoek van een lichaam;
- DNA-onderzoek;
- het opsporen en afluisteren van telecommunicatie (telefoontap).
De procureur des Konings kan de onderzoeksrechter ook vragen om bepaalde onderzoeksmaatregelen te stellen zonder dat er een gerechtelijk onderzoek wordt geopend. De zgn. mini-instructie kan bv. voor een vergelijkend DNA-onderzoek of het toekennen van gedeeltelijke anonimiteit aan bedreigde getuigen.
De onderzoeksrechter kan beslissen de verdachte aan te houden en in voorlopige hechtenis te nemen. In dat geval zullen er regelmatig zittingen plaatsvinden voor de raadkamer, die zal beslissen of de voorlopige hechtenis verlengd wordt. De raadkamer kan ook beslissen om de verdachte vrij te laten (al dan niet onder voorwaarden) of hem onder elektronisch toezicht te plaatsen.
Eens het gerechtelijk onderzoek is afgerond, maakt de onderzoeksrechter het dossier over aan de procureur des Konings. Hij kan aan een onderzoeksgerecht vragen om de verdachte
- door te verwijzen naar de correctionele rechtbank (als de schuld voldoende bewezen is);
- buiten vervolging te stellen (als er geen of te weinig aanwijzingen van schuld zijn).